Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het voortgezet onderwijs

 

Artikel 10d Gemengde leerweg en sectoren scholengemeenschap m.a.v.o.-v.b.o.
1
Naast het onderwijs in de leerwegen, genoemd in de artikelen 10 en 10b, kan onderwijs in de gemengde leerweg worden gegeven aan:
a
een scholengemeenschap met in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, of
b
een vestiging van een agrarisch opleidingscentrum wat het daarin verzorgde voorbereidend beroepsonderwijs betreft, indien:
1
het agrarisch opleidingscentrum onderdeel uitmaakt van een scholengemeenschap waarvan tevens een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs onderdeel uitmaakt, en
2
het voorbereidend beroepsonderwijs op de desbetreffende vestiging deels leerlingen betrekt uit hetzelfde gebied als de desbetreffende school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.
2
De gemengde leerweg omvat een door het bevoegd gezag in te richten in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma. Het programma omvat voor elke leerling in het derde leerjaar ten minste 1000 uren en in het vierde leerjaar ten minste 700 uren. Het programma is gericht op:
a
een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en
b
een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.
3
Het onderwijs in de gemengde leerweg wordt met ingang van het derde leerjaar gegeven in een of meer van de volgende sectoren:
a
techniek,
b
zorg en welzijn,
c
economie, en
d
landbouw.
4
Het onderwijs in de gemengde leerweg bestaat voor elke sector uit:
a
een gemeenschappelijk deel, dat voor alle sectoren gelijk is,
b
een sectordeel, dat kenmerkend is voor die sector, en
c
een vrij deel, dat bestaat uit een door de leerling te kiezen afdelingsvak, intrasectorale programma?s of intersectorale programma?s.
5
Het gemeenschappelijk deel van de gemengde leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.
6
Het sectordeel van de gemengde leerweg omvat wat betreft:
a
de sector techniek: wiskunde en natuur- en scheikunde I,
b
de sector zorg en welzijn: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,
c
de sector economie: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Franse taal of Duitse taal,
d
de sector landbouw: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I.
7
Het vrije deel van de gemengde leerweg:
a
omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid,
b
omvat door de leerling te kiezen bij de sector behorende afdelingsvakken, intrasectorale programma?s of intersectorale programma?s,
c
kan omvatten natuur- en scheikunde II, Spaanse taal, Turkse taal, Arabische taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama, Friese taal en cultuur en lichamelijke opvoeding, door de leerling te kiezen, en
d
kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.
8
Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdelen b en c, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel d, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.
9
Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 13 en 14 te volgen.
10
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:
a
de afdelingsvakken, intrasectorale programma?s en intersectorale programma?s, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b,
b
voorschriften met betrekking tot intrasectorale programma?s en intersectorale programma?s, met inbegrip van voorschriften waarin de voorwaarden zijn opgenomen waaronder aan een agrarisch opleidingscentrum voor zover het betreft het voorbereidend beroepsonderwijs binnen het kader van regionale samenwerking als bedoeld in artikel 72 een intersectoraal programma kan worden verzorgd, en
c
voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.
Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.
11
De in het tiende lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •